In zijn preek ging kardinaal Eijk in op de figuur van Matteüs de tollenaar, die door Jezus wordt geroepen om apostel te worden. Nu was deze Matteüs een belastingambtenaar die voor de Romeinen werkte, zij hadden het land van de Joden bezet. Kardinaal Eijk: “We zouden ons toch kunnen afvragen waarom Jezus nu in vredesnaam een tollenaar, iemand die met de vijand meewerkt en niet eerlijk is, als apostel neemt. Kan Hij dan niemand anders vinden? We horen in het Evangelie hoe de mensen die Matteüs kennen zich dat ook afvragen. Zouden wij iemand als vriend kiezen die niet eerlijk is, leugens vertelt, met de vijand samenwerkt? Of iemand die op school er de kantjes van afloopt, vaak spijbelt en loopt te blowen of andere leerlingen pest?”
“Maar, zegt Jezus, zieke mensen hebben een dokter nodig, gezonde mensen niet. Hij is er juist voor mensen als Matteüs. En Jezus is een arts voor de ziel: Hij is mens geworden en aan het kruis gestorven om de straf op zich te nemen, die wij eigenlijk hebben verdiend door ons gebrek aan liefde jegens God en onze medemensen. Jezus heeft ervoor gezorgd dat wij daar vergeving voor kunnen krijgen als we er spijt of berouw over hebben.”
Jezus vergiste zich niet in Matteüs: hij stopt als tollenaar, wordt een eerlijk man en trekt met Jezus en de andere apostelen door het Joodse land om mensen de Blijde Boodschap te brengen. Kardinaal Eijk: “Matteüs maakt vanaf dat moment zijn naam waar: hij wordt een echt Godsgeschenk voor de mensen. Jullie zijn ook geraakt door de woorden van Jezus en de liefde die Hij voor ons heeft. Daarom zijn jullie misdienaar geworden. Als misdienaar werken jullie mee aan wat vroeger de apostelen hebben gedaan en de Kerk nu doet.”